Schuld en schaamte hebben een functie in de samenleving en zijn niet alleen negatieve emoties. In Europa zagen we in de loop van de vorige eeuw een groeiende negatieve invloed van de gevoelens van en rondom schaamte op het individuele functioneren van mensen ontstaan.
Kenmerkend voor de problematische schaamtebeleving zijn gevoelens van hulpeloosheid en een ingebakken gevoel van de eigen slechtheid.
Een mens kan zich schamen tegenover zichzelf. Dit kan problematisch worden in de vorm van bijvoorbeeld overlevingsschaamte, schaamte voor de eigen lichamelijke lelijkheid, een loser menen te zijn.
Een mens kan zich ook schamen tegenover de familie, de groep of de cultuur waar hij of zij bij hoort of denkt bij te horen. Dit kan onder andere problematisch worden in de vorm van schaamte voor de eigen seksuele oriëntatie, voor het hebben van een waarneembare lichamelijke of psychische beperking, voor het aanhangen van een niet gangbare geloofsovertuiging, voor het sympathiseren met een politieke beweging die zich aan de flanken bevindt, kortom: voor dissident zijn.
Daarmee dienen zich problemen aan die soms neergelegd worden bij een ander om ze op te laten lossen. Soms is dat de politie, soms een rechter, soms een priester en soms wordt het neergelegd bij een psychiater.
Wat kan of moet de psychiater hiermee?
Het is altijd noodzakelijk om te beginnen met uit te zoeken hoe het probleem, met alles erop en eraan, in elkaar zit. Wat betreft problematische schaamte is het daarbij speciaal van belang om vast te stellen of het schaamteprobleem voortkomt uit de persoonlijkheid, het karakter, van de persoon of dat het opgevat moet worden als een problematische manier van omgaan met de stress waarmee het schaamteprobleem gepaard gaat.
Met andere woorden: moet de psychiater iets gaan doen aan de persoonlijkheid of moet er gekeken worden naar het aanleren van alternatieve copingstrategieën (coping = het hoofd bieden aan stress, manier van omgaan met stress).
Soms manifesteert schaamteproblematiek zich niet als schaamte (niet bij zichzelf herkende schaamte, unacknowledged shame) maar zet de persoon in op een andere emotionele reactie, een soort verplaatsing dus of ‘emotionele substitutie’ (Lewis). Meestal gaat het dan om verdriet of boosheid.
Onderscheid moet worden gemaakt tussen specifieke, objectgerichte schaamte (schaamte voor iets bepaalds) en algemene, globale schaamte (bijvoorbeeld een lage zelfwaardering of een storend minderwaardigheidsgevoel).
Of er iets met de problematiek van schaamte (primair) of de coping ermee (secundair) of allebei moet worden ondernomen in het kader van psychotherapie is afhankelijk van de impact die de schaamteproblematiek heeft op de persoon en van de zwaarte qua lijdensdruk.
Reactie plaatsen
Reacties